Vertaling van "gegenüber sämtliche " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Verbindlichkeit gegenüber Dritten | Verbinglichkeit gegenüber Dritten
verplichting ten opzichte van derden

soziale Verantwortung von Unternehmen [ betriebliche Umweltpolitik | ökologische Verantwortung des Unternehmens | SVU | Unternehmensumweltpolitik | Verantwortung des Unternehmens gegenüber der Gesellschaft | Verantwortung des Unternehmens gegenüber der Umwelt ]
sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen [ ecologische verantwoordelijkheid | maatschappelijk verantwoord ondernemen | milieubeleid van een bedrijf | milieubeleid van een onderneming ]

ist Dritten gegenüber wirksam, kann Dritten entgegengehalten werden (EGH) | kann Dritten gegenüber geltend gemacht werden
kan aan derden worden tegengeworpen

Wirksamkeit gegenüber Dritten | Wirkung gegenüber Dritten
werking jegens derden

Drittausländer, der nicht sämtliche vorgesehenen Einreisevoraussetzungen erfüllt
vreemdeling die niet aan alle voorwaarden voor binnenkomst voldoet

autoimmun | gegenüber dem eigenen Organismus immun
auto-immuun | met betrekking tot afweerstoffen gericht tegen de eigen lichaamsweefsels

wirksam Dritten gegenüber
aan derden kunnen worden tegengeworpen

Mindestdauer für die Aussetzung dem Risiko gegenüber
minimumduur van blootstelling aan het risico

dem gegenüber Rechnung abgelegt wird
aan wie de rekening gedaan is

einfühlsam gegenüber dem Produktionsteam sein
empathie hebben voor het productieteam

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

13. nimmt besorgt zur Kenntnis, dass der Europäische Bürgerbeauftragte kürzlich entschied, die Behörde solle ihre Vorschriften für Interessenkonflikte sowie die einschlägigen Anweisungen und Formulare für Interessenerklärungen überarbeiten, um sicherzustellen, dass alle im Hochschulbereich tätigen Sachverständigen ihr gegenüber sämtliche einschlägigen Informationen erklären; fordert die Behörde auf, von den Wissenschaftlern in ihren Gremien und Arbeitsgruppen zu verlangen, dass sie die finanziellen Regelungen zwischen den Fachbereichen der Hochschulen, für die sie tätig sind, und Wirtschaftsunternehmen offenlegen, sofern sie in die Zuständigkeit der Behörde fallen;
13. neemt met bezorgdheid kennis van de recente uitspraak van de Europese ombudsman dat de Autoriteit haar regels inzake belangenconflicten en de daaraan verbonden instructies en formulieren voor belangenverklaringen zou moeten herzien om te waarborgen dat de deskundigen die op universitair niveau actief zijn, alle relevante informatie aan de Autoriteit doen toekomen; roept de Autoriteit op de wetenschappers in haar panels en werkgroepen te laten openbaren welke financiële regelingen er zijn tussen de universiteitsfaculteiten waarvoor zij werken en eventuele commerciële bedrijven die onder het werkterrein van de Autoriteit vallen;

Aus dem Urteil des Gerichtshofes geht hervor, dass die Gesundheitspflege im Sinne von Artikel 2 Absatz 2 Buchstabe f der Richtlinie sämtliche Gesundheits- und pharmazeutischen Dienstleistungen umfasst, die von Angehörigen eines Berufs im Gesundheitswesen gegenüber Patienten erbracht werden, um deren Gesundheitszustand zu beurteilen, zu erhalten oder wiederherzustellen, wenn diese Tätigkeiten in dem Mitgliedstaat, in dem die Dienstleistungen erbracht werden, einem reglementierten Gesundheitsberuf vorbehalten sind.
Uit het arrest van het Hof van Justitie vloeit voort dat de gezondheidszorg bedoeld in artikel 2, lid 2, onder f), van de richtlijn alle diensten van de gezondheidszorg en farmaceutische diensten dekt die mensen werkzaam in de gezondheidszorg aan patiënten verlenen om hun gezondheid te beoordelen, te bewaren of te verbeteren, waarbij die activiteiten worden voorbehouden aan een beroep in de gezondheidszorg dat is gereglementeerd door de lidstaat waarin de diensten worden verleend.

7. besteht darauf, dass es keinerlei Straflosigkeit geben darf und dass alle erdenklichen Anstrengungen unternommen werden müssen, um sämtliche Verantwortlichen für Verbrechen gegenüber der Zivilbevölkerung aufzuspüren und, auch auf internationaler Ebene, vor Gericht zu bringen; begrüßt in diesem Zusammenhang die Einrichtung einer Untersuchungskommission durch den Menschenrechtsrat der Vereinten Nationen; weist darauf hin, dass laut dem Sicherheitsrat der Vereinten Nationen der IStGH über seine Zuständigkeit in Zusammenhang mit der Lage in Côte d'Ivoire entscheiden wird; fordert alle Akteure in Côte d'Ivoire auf, mit diesen Einrichtungen zusammenzuarbeiten, damit der Gerechtigkeit Genüge getan werden kann; fordert die EU auf, sämtliche notwendige Unterstützung für diese Untersuchungen zur Verfügung zu stellen;
7. benadrukt het feit dat er geen sprake kan zijn van straffeloosheid en dat geen moeite mag worden gespaard om al degenen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de burgerbevolking, te identificeren en voor het gerecht te brengen; juicht in dit verband de oprichting toe van een onderzoekscommissie door de Mensenrechtenraad van de VN; merkt op dat de VN-Veiligheidsraad heeft aangegeven dat het Internationaal Strafhof zal besluiten of het bevoegd is voor de situatie in Ivoorkust ; verzoekt alle betrokkenen in Ivoorkust met de genoemde organen samen te werken, zodat gerechtigheid kan geschieden; verzoekt de EU alle nodige ondersteuning aan dit onderzoek te geven;

6. besteht darauf, dass es keinerlei Straflosigkeit geben darf und dass alle erdenklichen Anstrengungen unternommen werden müssen, um sämtliche Verantwortlichen für Verbrechen gegenüber der Zivilbevölkerung aufzuspüren und, auch auf internationaler Ebene, vor Gericht zu bringen; begrüßt in diesem Zusammenhang die Einrichtung einer Untersuchungskommission durch den Menschenrechtsrat der Vereinten Nationen; weist darauf hin, dass laut dem Sicherheitsrat der Vereinten Nationen der IStGH über seine Zuständigkeit in Zusammenhang mit der Lage in Côte d'Ivoire entscheiden wird; fordert alle Akteure in Côte d'Ivoire auf, mit diesen Einrichtungen zusammenzuarbeiten, damit der Gerechtigkeit Genüge getan werden kann; fordert die EU auf, sämtliche notwendige Unterstützung für diese Untersuchungen zur Verfügung zu stellen;
6. benadrukt het feit dat er geen sprake kan zijn van straffeloosheid en dat geen moeite mag worden gespaard om al degenen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de burgerbevolking, te identificeren en voor het gerecht te brengen; juicht in dit verband de oprichting toe van een onderzoekscommissie door de Mensenrechtenraad van de VN; merkt op dat de VN-Veiligheidsraad heeft aangegeven dat het Internationaal Strafhof zal besluiten of het bevoegd is voor de situatie in Ivoorkust ; verzoekt alle betrokkenen in Ivoorkust met de genoemde organen samen te werken, zodat gerechtigheid kan geschieden; verzoekt de EU alle nodige ondersteuning aan dit onderzoek te geven;

41. fordert den Transatlantischen Wirtschaftsrat auf, die Bedenken der EU gegenüber der vom US-Kongress verabschiedeten einseitigen Verordnung zu äußern, nach welcher sämtliche Frachtcontainer im Seeverkehr mit Bestimmung USA gescannt werden müssen; ist der Meinung, dass der Transatlantische Wirtschaftsrat Seminare zum Thema lückenlose Durchleuchtung in Brüssel und Washington organisieren könnte, um die Verständigung zwischen EU- und US-amerikanischen Gesetzgebern zu vertiefen und auf eine frühzeitige und für beide Seiten akzeptable Lösung des Problems hinzuwirken; fordert die Kommission auf, mit Blick auf die bevorstehende Tagung des Transatlantischen Wirtschaftsrates die möglichen Kosten der Maßnahme im Zusammenhang mit dem Scannen sämtlicher Schiffscontainer mit Bestimmung USA für die Unternehmen und die Wirtschaft der EU sowie die potenziellen Auswirkungen auf die Tätigkeit der Zollbehörden zu bewerten;
41. verzoekt de TEC uiting te geven aan de bezorgdheid van de EU over de door het Congres van de VS vastgestelde unilaterale wetgevende maatregel met betrekking tot het 100% doorlichten van goederencontainers met bestemming VS; is van oordeel dat het nuttig zou zijn als de TEC in Brussel en Washington studiebijeenkomsten over het 100% doorlichten organiseert, om tot meer begrip tussen de wetgevers in EU en VS te komen en om een spoedige en voor beide zijden aanvaardbare oplossing van dit probleem te bevorderen; verzoekt de Commissie voor de aanstaande bijeenkomst van de TEC de kosten te beoordelen die deze maatregel kan hebben voor het bedrijfsleven en de economie in de EU, alsook de mogelijke gevolgen voor de douanewerkzaamheden;

1. « Verstossen die Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren und 23 Absatz 2 des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der ' Charta ' der Sozialversicherten gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und mit dem in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention verankerten Recht auf ein faires Verfahren, indem sie eine Gleichbehandlung - d.h. dadurch, dass sie ihnen gegenüber eine zur Vermeidung des Verfalls vorgesehene Rechtsmittelfrist einsetzen lassen - der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen eine Entscheidung notifiziert worden ist, die sämtliche durch die Artikel 62bis des Gesetzes vom 8. Juli 1976 und 14 des Gesetzes vom 11. April 1995 vorgeschriebenen Angaben enthält, einerseits und der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen gegenüber das ÖSHZ innerhalb der ihm dazu gesetzten Frist keine Entscheidung getroffen hat, andererseits vorsehen, wenngleich es sich um Kategorien von Personen handelt, die sich aus dem Blickwinkel der Information heraus, über die sie verfügen, um ihr Rechtsmittel in zweckdienlicher Weise einzulegen, in grundverschiedenen Situationen befinden?
1. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 23, tweede lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat zij voorzien in een gelijke behandeling, dat wil zeggen door te hunnen aanzien een beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen, van, enerzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening aan wie kennis is gegeven van een beslissing die alle vermeldingen bevat die zijn opgelegd bij de artikelen 62bis van de wet van 8 juli 1976 en 14 van de wet van 11 april 1995 en, anderzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie het OCMW geen beslissing heeft genomen binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl het nochtans gaat om categorieën van personen die zich in een radicaal verschillende situatie bevinden vanuit het standpunt van de informatie waarover zij beschikken om zinvol een beroep in te stellen ?

2. « Verstossen die Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren und 23 Absatz 2 des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der ' Charta ' der Sozialversicherten gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und mit dem in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention verankerten Recht auf ein faires Verfahren, indem sie eine unterschiedliche Behandlung - d.h. dadurch, dass sie in einem Fall keine zur Vermeidung des Verfalls vorgesehene Rechtsmittelfrist und im anderen Fall wohl eine solche Frist einsetzen lassen - der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen gegenüber eine Entscheidung getroffen wurde, die nicht sämtliche Erfordernisse nach Artikel 14 Absatz 1 des Gesetzes vom 11. April 1995 erfüllt, einerseits und der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen gegenüber das ÖSHZ innerhalb der ihm dazu gesetzten Frist keine Entscheidung getroffen hat, andererseits vorsehen, wenngleich es sich um Kategorien von Personen handelt, die sich aus dem Blickwinkel des Nichtvorhandenseins einer vollständigen Information heraus, die es ihnen erlauben würde, in zweckdienlicher Weise ein Rechtsmittel einzulegen, in vergleichbaren Situationen befinden?
2. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 23, tweede lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat zij voorzien in een verschillende behandeling - door geen beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen in het ene geval en door een dergelijke termijn te laten ingaan in het andere geval - van, enerzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie een beslissing is genomen die niet voldoet aan alle vereisten van artikel 14, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 en, anderzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie het OCMW geen beslissing heeft genomen binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl het gaat om categorieën van personen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden vanuit het standpunt van het ontbreken van een volledige informatie die het hun mogelijk moet maken zinvol een beroep in te stellen ?

2. « Verstossen die Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren und 23 Absatz 2 des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der 'Charta' der Sozialversicherten gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und mit dem in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention verankerten Recht auf ein faires Verfahren, indem sie eine unterschiedliche Behandlung - d.h. dadurch, dass sie in einem Fall keine zur Vermeidung des Verfalls vorgesehene Rechtsmittelfrist und im anderen Fall wohl eine solche Frist einsetzen lassen - der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen gegenüber eine Entscheidung getroffen wurde, die nicht sämtliche Erfordernisse nach Artikel 14 Absatz 1 des Gesetzes vom 11. April 1995 erfüllt, einerseits und der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen gegenüber das ÖSHZ innerhalb der ihm dazu gesetzten Frist keine Entscheidung getroffen hat, andererseits vorsehen, wenngleich es sich um Kategorien von Personen handelt, die sich aus dem Blickwinkel des Nichtvorhandenseins einer vollständigen Information heraus, die es ihnen erlauben würde, in zweckdienlicher Weise ein Rechtsmittel einzulegen, in vergleichbaren Situationen befinden?
2. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 23, tweede lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat zij voorzien in een verschillende behandeling - door geen beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen in het ene geval en door een dergelijke termijn te laten ingaan in het andere geval - van, enerzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie een beslissing is genomen die niet voldoet aan alle vereisten van artikel 14, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 en, anderzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie het OCMW geen beslissing heeft genomen binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl het gaat om categorieën van personen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden vanuit het standpunt van het ontbreken van een volledige informatie die het hun mogelijk moet maken zinvol een beroep in te stellen ?

1. « Verstossen die Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren und 23 Absatz 2 des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der 'Charta' der Sozialversicherten gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Verteidigungsrechte und mit dem in Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention verankerten Recht auf ein faires Verfahren, indem sie eine Gleichbehandlung - d.h. dadurch, dass sie ihnen gegenüber eine zur Vermeidung des Verfalls vorgesehene Rechtsmittelfrist einsetzen lassen - der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen eine Entscheidung notifiziert worden ist, die sämtliche durch die Artikel 62bis des Gesetzes vom 8. Juli 1976 und 14 des Gesetzes vom 11. April 1995 vorgeschriebenen Angaben enthält, einerseits und der Antragsteller auf Sozialhilfe, denen gegenüber das ÖSHZ innerhalb der ihm dazu gesetzten Frist keine Entscheidung getroffen hat, andererseits vorsehen, wenngleich es sich um Kategorien von Personen handelt, die sich aus dem Blickwinkel der Information heraus, über die sie verfügen, um ihr Rechtsmittel in zweckdienlicher Weise einzulegen, in grundverschiedenen Situationen befinden?
1. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 23, tweede lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat zij voorzien in een gelijke behandeling, dat wil zeggen door te hunnen aanzien een beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen, van, enerzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening aan wie kennis is gegeven van een beslissing die alle vermeldingen bevat die zijn opgelegd bij de artikelen 62bis van de wet van 8 juli 1976 en 14 van de wet van 11 april 1995 en, anderzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie het OCMW geen beslissing heeft genomen binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl het nochtans gaat om categorieën van personen die zich in een radicaal verschillende situatie bevinden vanuit het standpunt van de informatie waarover zij beschikken om zinvol een beroep in te stellen ?