Artikel 30 des angefochtenen Gesetzes bestimmt, dass insbesondere « die repräsentativen Arbeitnehmer- und Arbeitgeberorganisationen im Sinne von Artikel 3 des Gesetzes vom 5. Dezember 1968 über die kollektiven Arbeitsabkommen und die paritätischen Kommissionen » « vor Gericht auftreten können in den Rechtsstreitfällen, zu denen die Anwendung dieses Gesetzes Anlass geben kann, wenn gegen den statutarischen Auftrag verstossen wird, den sie sich zum Ziel gesetzt haben ».
Artikel 30 van de bestreden wet bepaalt dat met name « de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, bedoeld bij artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités » « in rechte [kunnen] optreden in de rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze wet aanleiding kan geven, wanneer afbreuk wordt gedaan aan de statutaire opdrachten die ze zich tot doel hebben gesteld ».