Traduction de « unrechtmässige untersuchungshaft » (Allemand → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

Untersuchungshaft | Verwahrung | vorläufige Festnahme
verzekerde bewaring

Untersuchungshaft
voorlopige hechtenis

Untersuchungshaft
preventieve hechtenis | voorlopige hechtenis

U-Haft | Untersuchungshaft | UH [Abbr.]
preventieve hechtenis | voorarrest | voorlopige hechtenis | voorlopige vrijheidsberoving

Aufrechterhaltung der Untersuchungshaft
handhaving van de voorlopige hechtenis

Beschluss zur Aufrechterhaltung der Untersuchungshaft
beschikking tot handhaving van de voorlopige hechtenis

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

In Sachen : Präjudizielle Frage in bezug auf Artikel 28 § 5 Absatz 1 des Gesetzes vom 13. März 1973 über die Entschädigung für unrechtmässige Untersuchungshaft, gestellt von der Kommission bezüglich der Entschädigung für unrechtmässige Untersuchungshaft.
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 28, § 5, eerste lid, van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis, gesteld door de Commissie betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis.

Die Kommission bezüglich der Entschädigung für unrechtmässige Untersuchungshaft fragt den Hof, ob der obengenannte Artikel 28 § 5 Absatz 1, dahingehend ausgelegt, dass die in dieser Bestimmung vorgesehene Frist an dem Tag beginnt, an dem der Justizminister die angefochtene Entscheidung getroffen hat, gegen den Verfassungsgrundsatz der Gleichheit und Nichtdiskriminierung verstösst.
De Commissie betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis vraagt aan het Hof of voormeld artikel 28, § 5, eerste lid, het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de termijn waarin die bepaling voorziet, ingaat op de datum waarop de Minister van Justitie de beslissing neemt die het voorwerp van het beroep uitmaakt.

Artikel 28 des Gesetzes vom 13. März 1973 über die Entschädigung für unrechtmässige Untersuchungshaft, dessen Paragraph 5 Absatz 1 den Gegenstand der präjudiziellen Frage bildet, besagt:
Artikel 28 van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis, waarvan paragraaf 5, eerste lid, het voorwerp van de prejudiciële vraag uitmaakt, luidt :

« Verstösst Artikel 28 § 5 Absatz 1 des Gesetzes vom 13. März 1973 über die Entschädigung für unrechtmässige Untersuchungshaft, dahingehend ausgelegt, dass die Frist von sechzig Tagen, innerhalb deren die Klage bei sonstiger Unzulässigkeit bei der Kommission eingereicht werden muss, an dem Tag anfängt, an dem der Justizminister die angefochtene Entscheidung getroffen hat, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem die Frist, über die in dieser Auslegung die Personen tatsächlich verfügen, um Klage einzureichen, nicht unabänderlich sechzig Tage umfasst, sondern je nach dem Datum variiert, an dem ihnen die Entscheidung des Ministers notifiziert wurde?
« Schendt artikel 28, § 5, eerste lid, van de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis, in die zin geïnterpreteerd dat de termijn van zestig dagen waarbinnen het beroep, op straffe van onontvankelijkheid, bij de Commissie moet worden ingesteld, aanvangt op de datum waarop de Minister van Justitie de bestreden beslissing heeft genomen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de termijn waarover in die interpretatie de personen daadwerkelijk beschikken om hun beroep in te stellen niet onveranderlijk zestig dagen bedraagt, maar varieert naar gelang van de datum waarop aan hen kennis is gegeven van de beslissing van de Minister ?

In ihrer Entscheidung vom 23. Dezember 2002 in Sachen J. Poncelet gegen den Justizminister, deren Ausfertigung am 6. Januar 2003 in der Kanzlei des Schiedshofes eingegangen ist, hat die Kommission bezüglich der Entschädigung für unrechtmässige Untersuchungshaft folgende präjudizielle Frage gestellt:
Bij beslissing van 23 december 2002 in zake J. Poncelet tegen de Minister van Justitie, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 6 januari 2003, heeft de Commissie betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis de volgende prejudiciële vraag gesteld :