Der vorlegende Richter möchte vom Hof erfahren, ob der letzte Absatz dieser Bestimmung gegen die Artikel 10, 11 und 23 der Verfassung verstosse, indem er zur Folge habe, dass die Entschädigung, die ein entlohnter Sportler seinem Arbeitgeber bei der Kündigung eines befristeten Arbeitsvertrags schulde, bis zu 36 Monaten Lohn betragen könne.
De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of het laatste lid van die bepaling de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet schendt doordat het tot gevolg heeft dat de vergoeding die een betaalde sportbeoefenaar bij het verbreken van een voor bepaalde tijd gesloten arbeidsovereenkomst aan zijn werkgever verschuldigd is, kan oplopen tot het bedrag van 36 maanden loon.