(25) Der Unionsbürger und seine Familienangehörigen, denen untersagt wird, in einen anderen Mitgliedstaat einzureisen oder sich dort aufzuhalten, müssen stets die Möglichkeit haben, den Rechtsweg zu beschreiten, ohne dass sie hinsichtlich der Voraussetzungen für die Einlegung des Rechtsbehelfs und den Verlauf des Verfahrens gegenüber Inländern diskriminiert werden.
(25) In alle omstandigheden moet een beroep in rechte worden opengesteld voor de burger van de Unie en zijn familieleden in geval van weigering van het recht van toegang tot en verblijf in een andere lidstaat, zonder discriminatie ten opzichte van de onderdanen van de lidstaat met betrekking tot de voorwaarden inzake de instelling van het beroep en het verloop van de procedure.