Die Mitgliedstaaten sollten zumindest in den Fällen der Artikel 3 bis 5 Auslieferungen in Übereinstimmung gemäß Artikel 2 des Europäischen Auslieferungsübereinkommens von 1957 [35] vornehmen können und Sanktionen von im Hoechstmaß mindestens 8 Jahren im Falle des Straftatbestands der Geldfälschung nach Artikel 3 Absatz 1 a) vorsehen.
Zij moeten ten minste in het geval van de artikelen 3 tot 5 tot uitlevering in staat zijn overeenkomstig artikel 2 van het Europese Uitleveringsverdrag van 1957 [35] en voorzien in een gevangenisstraf met een maximum van niet minder dan acht jaar voor namaak als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub a).