So gehört jede Gemeinde im überarbeiteten geografischen Gebiet zu einem Bereich, der sich besonders gut als Weideland eignet und sich durch ein frisches und feuchtes Klima und/oder das Vorkommen von Sümpfen und Talsohlen abgrenzt.
Bijgevolg ligt elke gemeente in het bijgewerkte geografische gebied in een gebied dat bevorderlijk is voor de groei van gras en een vers en vochtig klimaat en/of moerassen en valleien heeft.