Den Vorarbeiten zufolge sollte diese Gesetzesänderung in Friedenszeiten die Zuständigkeit der Militärgerichte für die Straftaten erhalten, die von den die Armee begleitenden Personen im Ausland begangen wurden, da diese Zuständigkeit damals nur in Kriegszeiten gewährleistet wurde (ursprünglicher Artikel 19 des Gesetzes vom 15. Juni 1899).
Volgens de parlementaire voorbereiding strekte die wetswijziging ertoe, in vredestijd, de bevoegdheid van de militaire rechtbanken te behouden voor de misdrijven die in het buitenland zijn gepleegd door de personen die het leger vergezellen, aangezien die bevoegdheid destijds enkel in oorlogstijd gewaarborgd was (oorspronkelijk artikel 19 van de wet van 15 juni 1899).