(3) Der Mitgliedstaat erstellt sein operationelles Programm nach Abschluss enger Konsultationen mit den regionalen und lokalen Partnern sowie den Wirtschafts- und Sozialpartnern im Fischereisektor und allen sonstigen geeigneten Stellen entsprechend seiner nationalen Struktur und der Partnerschaft im Sinne des Artikels 8.
3. Na nauw overleg met de regionale, lokale, economische en sociale partners in de visserijsector en met alle andere in aanmerking komende instanties, stelt elke lidstaat overeenkomstig zijn nationale inrichting zijn operationeel programma op, met inachtneming van het in artikel 8 genoemde partnerschap.
