Im Ubrigen gewährleistet Artikel 23 Absatz 2 der Charta der Sozialversicherten, der in B.1.3 zitiert wurde, den Sozialversicherten, auf die er Anwendung findet, dass die Frist zum Einlegen eines Rechtsmittels gegen das Ausbleiben einer Entscheidung einer der Einrichtungen, auf die die Charta Anwendung findet, erst « ab der Feststellung der Untätigkeit der Einrichtung » beginnt.
Overigens waarborgt het in B.1.3 aangehaalde artikel 23, tweede lid, van het Handvest van de sociaal verzekerde de sociaal verzekerden op wie het van toepassing is, dat de beroepstermijn, wanneer geen beslissing is genomen door een van de instellingen waarop het Handvest van toepassing is, pas ingaat « na de vaststelling van het in gebreke blijven van de instelling ».