In der ersten präjudiziellen Frage wird der Hof gefragt, ob die betreffende Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, indem die Gemeinden dem Föderalstaat Verwaltungskosten für die Erhebung und Eintreibung der Gemeindezuschlagsteuer auf die Steuer der n
atürlichen Personen zahlen müssten, während die Regionen aufgrund von Artikel 5 § 3 des Sondergesetzes vom 16. Januar 1
989 « bezüglich der Finanzierung der Gemeinschaften und Regionen » (nachstehend: Sondergesetz vom 16
...[+++]. Januar 1989) dem Föderalstaat keine Verwaltungskosten für die Erhebung und Eintreibung der in diesem Sondergesetz erwähnten Regionalsteuern zahlen müssten.In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof gevraagd of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de gemeenten administratiekosten moeten betalen aan de federale Staat voor het innen en het invorderen van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbe
lasting, terwijl de gewesten, krachtens artikel 5, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 19
89 « betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten » (hierna : bijzondere wet van 16 januari 1989), geen administ
...[+++]ratiekosten moeten betalen aan de federale Staat voor het innen en het invorderen van de in die bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen.