« Verstoßen die Artikel 156 und 160 des Neuen Gemeindegesetzes in Verbindung mit den Artikeln 1 und 6 des Gesetzes vom 21hhhhqJuli 1844 über die Zivil- und Kirchenpensionen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassu
ng, indem bei einer definitiven Ernennung die als zeitweilige Bedienstete bei den Gemeinden, bei den von ihnen abhängenden Einrichtungen und bei den Gemeindevereinigungen geleisteten Zivildienste sowie die Dienste, die von den Brigadekommissaren und den Bezirkseinnehmern ge
leistet wurden, zur Festlegung des Anspruchs auf Pens
...[+++]ion der Betreffenden und deren Anspruchsberechtigten berücksichtigt werden, während Leistungen im Rahmen des zeitweiligen Sonderkaders nicht zur Festlegung des Anspruchs auf Pension der Betreffenden und deren Anspruchsberechtigten berücksichtigt werden?« Schenden art. 156 en 160 van de Nieuwe Gemeentewet in combinatie met de artikelen 1 en 6 van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat in geval van vaste benoeming, de civiele diensten als tijdelijk beambte bewezen, aan de gemeenten, aan de instellingen die er v
an afhangen, aan de verenigingen van gemeenten, alsmede de diensten bewezen door de brigadecommissarissen en de gewestelijke ontvangers, in aanmerking genomen worden om de rechten op het pensioen van de belanghebbenden en van hun rechthebbenden vast te stellen, terwijl prestaties in het kader van het bijzond
...[+++]er tijdelijk kader niet in aanmerking worden genomen om de rechten op het pensioen van de belanghebbenden en van hun rechthebbenden vast te stellen ?