Der vorlegende Richter möchte vom Hof erfahren, ob Artikel 128 des Gesetzes vom 22. Mai 2003 beziehungsweise Artikel 101 der koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, da die für den Gläubiger vorteilhaftere Verjährungsregelung, die in Artikel 2244 des Zivilgesetzbuches vorgesehen sei, nicht auf die Provinzen Anwendung finde.
De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel 128 van de wet van 22 mei 2003, dan wel artikel 101 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, doordat de voor de schuldeiser gunstigere verjaringsregeling bepaald in artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de provincies.