Die Frage enthalte eine Unrichtigkeit, insofern darin angeführt werde, dass « gegen jeden anderen ordentlichen Richter oder Verwaltungsrichter » « ein Ablehnungsverfahren » eingeleitet werden könne, « und zwar insbesondere in Anwendung der Artikel 2 und 828 ff. des Gerichtsgesetzbuches ».
De vraag bevat een onjuistheid in zoverre erin wordt beweerd dat « tegen iedere andere rechter van de rechterlijke of administratieve orde » een wrakingsprocedure « kan worden ingesteld, met name met toepassing van de artikelen 2 en 828 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek ».