2. Außer in Ausnahmefällen muss der Zeitraum zwischen dem Ende der vorherigen Abordnung und einer erneuten Abordnung, wenn diese durch die Umstände gerechtfertigt ist und im Einvernehmen mit dem Generaldirektor des EUMS erfolgt, mindestens drei Jahre betragen.
2. Behoudens uitzonderingsgevallen moet tussen het einde van de vorige detachering en een nieuwe detachering een periode van ten minste drie jaar zijn verlopen, indien de omstandigheden zulks rechtvaardigen en met instemming van de directeur-generaal van de EUMS.