(1) Beginnt eine Beförderung ausserhalb des Gebiets der Vertragsparteien und soll sie auch ausserhalb des Gebiets der Vertragsparteien enden, so übernehmen die in Artikel 82 Absatz 1 und Artikel 81 Absatz 2 bezeichneten Zollstellen die Aufgabe der Abgangs- und der Bestimmungsstelle.
1. Wanneer een vervoer buiten de overeenkomstsluitende partijen begint en zal eindigen, worden als kantoor van vertrek en als kantoor van bestemming aangemerkt de in artikel 82, lid 1, respectievelijk artikel 81, lid 2, bedoelde kantoren.