Die dritte präjudizielle Frage bezieht sich auf Artikel 4 § 1 Absatz 2 Nr. 7 des Gesetzes vom 4. August 1996, der in den Begriff des « Wohlbefindens der Arbeitnehmer » die « Massnahmen, die das Unternehmen im Bereich der Umwelt ergreift, was ihren Einfluss auf die Nummern 1 bis 6 betrifft » einfügt, nämlich ihren Einfluss auf Arbeitssicherheit, Schutz der Gesundheit des Arbeitnehmers bei der Arbeit, durch die Arbeit verursachte psychosoziale Belastung, Ergonomie, Betriebshygiene oder Verschönerung der Arbeitsplätze.
De derde prejudiciële vraag betreft artikel 4, § 1, tweede lid, 7°, van de wet van 4 augustus 1996, dat in het begrip « welzijn van de werknemers » « de maatregelen [opneemt] van de ondernemingen inzake leefmilieu, wat betreft hun invloed op de punten 1° tot 6° », namelijk hun invloed op de arbeidsveiligheid, de bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk, de psycho-sociale belasting veroorzaakt door het werk, de ergonomie, de arbeidshygiëne of de verfraaiing van de arbeidsplaatsen.