Die Einbuchtung (p) in der vertikalen Axialebene des Reifens, die von den Außen- und Innenkanten der Radabdeckung an der durch die Reifenmitte in der Radabdeckung verlaufenden vertikalen Längsebene gemessen wird, muss mindestens 30 mm tief sein.
de diepte (p) van de uitsparing die ligt in het verticale vlak van de as van de band, gemeten vanaf de buiten- en binnenrand van de wielafscherming in het verticale middenlangsvlak door het midden van de band binnen de wielafscherming, moet ten minste 30 mm bedragen.