(21) Das Diskriminierungsverbot sollte nicht der Beibehaltung oder Einführung von Maßnahmen der Mitgliedstaaten entgegenstehen, die Nachteile für Personen mit einer bestimmten Religion oder Weltanschauung, mit einer Behinderung, einer bestimmten Altersgruppe oder mit einer bestimmten sexuellen Ausrichtung oder mit einer Kombination von Merkmalen im Zusammenhang mit diesen Faktoren und für zu diesen Personen in Beziehung stehenden Personen verhindern oder ausgleichen sollen.
(21) Het discriminatieverbod mag geen afbreuk doen aan de handhaving of vaststelling door de lidstaten van maatregelen die zijn bedoeld om de nadelen die personen met een bepaalde godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of een bepaalde seksuele geaardheid dan wel een combinatie van kenmerken in verband met deze factoren, alsmede de met hen verbonden personen ondervinden , te voorkomen of te compenseren.