Die Behauptung des Generalprokurators Leclercq, auf der sich die Rechtsprechung des Kassationshofes stützt und wonach « das Verfahren durch die Art des Rechtsprechungsorgans und nicht durch die fraglichen Interessen bestimmt wird », stelle keinen Rechtsgrundsatz dar, dessen Anwendung nicht mit der im Gerichtsgesetzbuch vorgesehenen Regel der kontradiktorischen Beschaffenheit vereinbar wäre.
De bewering van procureur-generaal Leclercq waarop de rechtspraak van het Hof van Cassatie steunt en die luidt dat « de rechtspleging wordt bepaald door de aard van het rechtscollege en niet door de belangen in het geding », is geen rechtsbeginsel waarvan de toepassing onverenigbaar zou zijn met de regel van het contradictoir karakter waarin het Gerechtelijk Wetboek voorziet.