8. hebt nachdrücklich die Notwendigkeit einer Aufteilung der Verantwortlichkeiten in erster Linie zwischen den Mitgliedstaaten der Union und mit den Drittstaaten auf dem Gebiet der Steuerung der Migrationsflüsse und der Behandlung der Flüchtlinge hervor, wie dies in den bisher vom Europäischen Parlament angenommen Entschließungen empfohlen wird, und zwar insbesondere im Bereich der euro-mediterranen Partnerschaft.
8. wijst met klem op de noodzaak dat de verantwoordelijkheid voor de beheersing van de migratiestromen en het vluchtelingenbeleid in de eerste plaats door de lidstaten, maar ook met de derde landen wordt gedeeld, zoals bepleit in de resoluties van het Parlement, met name op het terrein van het Europees-mediterrane partnerschap.