(2) Die Voraussetzungen der Dauer des Aufenthalts und der Dauer der Erwerbstätigkeit in Absatz 1 Buchstabe a) sowie der Aufenthaltsdauer in Absatz 1 Buchstabe b) entfallen, wenn der Ehegatte oder der Lebenspartner im Sinne von Artikel 2 Nummer 2 Buchstabe b) des Arbeitnehmers oder des Selbstständigen die Staatsangehörigkeit des Aufnahmemitgliedstaats besitzt oder die Staatsangehörigkeit jenes Mitgliedstaats durch Eheschließung mit dem Arbeitnehmer oder Selbstständigen verloren hat.
2. De in lid 1, onder a), gestelde voorwaarden inzake de duur van het verblijf en van de werkzaamheid en de in lid 1, onder b), gestelde voorwaarde inzake de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien de echtgenoot, of de in artikel 2, punt 2, onder b), bedoelde partner van de werknemer of zelfstandige, een onderdaan is van het gastland of de nationaliteit van het gastland heeft verloren als gevolg van zijn huwelijk met die werknemer of zelfstandige.