Art. 11 - § 1. Für die technischen Vergrabungszentren der Klassen 1, 2, 4B, 5.1 und 5.2 befindet sich oberhalb der Sohlen- und Flankenabdichtung ein Drainagekörper, der einen perennierenden Durchlässigkeitskoeffizienten K von mindestens 10-2 m/s und eine Dicke von mindestens 0,5 m an der Sohle und 0,2 m an den Flanken aufweist.
Art. 11. § 1. Voor de centra van klasse 1, 2, 4B, 5.1 en 5.2. bestaat de waterdichthheid van de bodem en zijkanten uit een draineermassief met een perennerend doorlatenheidscoëfficiënt dat minstens gelijk is aan 10-2 m/s en een dikte van 0,5 m of meer op de bodem en van 0,2 m aan de zijkanten.