De auteurs van het wetsvoorstel dat de wet van 30 juli 2013 is geworden, leggen ook uit dat zij twee principes willen combineren : enerzijds, wordt de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank « beoordeeld [...] in
het belang van het kind. Daarom moet de bevoegde rechtbank zich dichtbij de woonplaats van de betrokken minderjarige bevinden » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0682/001, p
. 15); anderzijds, werd, naast dat criterium van territoriale bevoegdheid, erin voorzien, « teneinde de toegang tot justitie te verbeteren (k
...[+++]osten vermijden, grotere zichtbaarheid van de bevoegde rechter, snelheid) en een betere continuïteit van de gerechtelijke procedure te verzekeren (de rechter kent de situatie van de familie) », dat « de territoriale bevoegdheid van de oorspronkelijk gevatte familierechtbank definitief vastgelegd [zal] worden, behalve indien, op verzoek van een partij, het openbaar ministerie, of de aanvankelijk gevatte rechter uit eigen beweging oordeelt dat het belang van het kind of het voeren van een goede justitie de transfer vereisen naar de familierechtbank van een ander arrondissement » (ibid., p. 16).