4. Damit ein Institut für die Zwecke des Absatzes 1 als Genossenschaft gilt, können die Inhaber der in Absatz 3 genannten Instrumente des harten Kernkapitals — bei denen es sich um Mitglieder oder Nicht-Mitglieder des Instituts handeln kann —, sofern sie nach dem maßgebenden einzelstaatlichen Recht die Möglichkeit haben auszuscheiden, auch das Recht haben, die Kapitalinstrumente an das Institut zurückzugeben, allerdings nur vorbehaltlich der im maßgebenden einzelstaatlichen Recht, in Unternehmenssatzungen, in der Verordnung (EU) Nr. 575/2013 und in dieser Verordnung vorgesehenen Beschränkungen.
4. Om als coöperatie voor de toepassing van lid 1 te worden aangemerkt, kunnen de houders van de in lid 3 bedoelde tier 1-kernkapitaalinstrumenten, die al dan niet lid van de instelling zijn, wanneer zij krachtens het toepasselijke nationale recht de mogelijkheid hebben ontslag te nemen, ook het recht hebben het kapitaalinstrument terug aan de instelling over te dragen, met toepassing van de beperkingen van het toepasselijke nationale recht, de vennootschapsstatuten en Verordening (EU) nr. 575/2013 en deze verordening.
