Da in Bezug auf die erste Vorabentscheidungsfrage bereits festgestellt wurde, dass die fragliche Bestimmung vereinbar ist mit Artikel 13 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit den Artikeln 6 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention, braucht nur noch geprüft zu werden, ob diese Bestimmung vereinbar ist mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung.
Vermits naar aanleiding van de eerste prejudiciële vraag reeds werd vastgesteld dat de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met artikel 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dient nog enkel te worden onderzocht of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.