(3) Unbeschadet des Absatzes 2 findet diese Richtlinie auch dann Anwendung auf grenzüberschreitende Verschmelzungen, wenn die bare Zuzahlung gemäß Absatz 2 erster Gedankenstrich nach dem Recht mindestens eines der beteiligten Mitgliedstaaten 10 % des Nennwerts oder - bei Fehlen eines solchen - des rechnerischen Werts des Kapitals der Gesellschaft, die aus der grenzüberschreitenden Verschmelzung hervorgeht, überschreiten darf.
3. Niettegenstaande lid 2, geldt deze richtlijn ook voor grensoverschrijdende fusies wanneer de wetgeving van tenminste één van de betrokken lidstaten toelaat dat de in lid 2, eerste streepje, bedoelde bijbetaling in geld meer dan 10% bedraagt van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de bewijzen die het kapitaal van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap vertegenwoordigen.