Der Präsident kann eine Wortmeldung, die einen anderen Gegenstand betrifft, zu einem geeigneten Zeitpunkt, zum Beispiel nach Abschluss des jeweiligen Tagesordnungspunkts oder vor einer Unterbrechung der Sitzung, aufrufen.
De Voorzitter kan een lid dat het woord wenst te voeren voor een beroep op het Reglement betreffende een ander onderwerp, te gelegener tijd, bijvoorbeeld na afsluiting van het aan de orde zijnde agendapunt of vóór onderbreking van de vergadering, het woord verlenen.