Gemäß Artikel 62 Absatz 2 Nr. 6 des vorerwähnten Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 benutzen die Personen, die ein Interesse nachweisen, in ihren Schriftstücken und Erklärungen die Sprache ihrer Wahl, außer wenn sie den Rechtsvorschriften über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten unterworfen sind; in diesem Fall benutzen sie die Sprache, die ihnen durch die am 18. Juli 1966 koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten auferlegt wird.
Luidens artikel 62, tweede lid, 6°, van de voormelde bijzondere wet van 6 januari 1989 gebruiken de personen die doen blijken van een belang in hun akten en verklaringen, de taal die zij verkiezen behalve indien zij onderworpen zijn aan de wetgeving op het gebruik van de talen in bestuurszaken, in welk geval zij de taal gebruiken die hun is opgelegd bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.