Vertaling van "ausländer arbeitserlaubnis nachweisen muss " (Duits → Nederlands) :

»; 3. « Im Falle der verneinenden Antwort auf die zweite Frage: Verstoßen die Artikel 4/1 und 5 des Gesetzes vom 30. April 1999 über die Beschäftigung ausländischer Arbeitnehmer gegen die Artikel 22, 23 und 191 der Verfassung, oder die eine oder andere dieser Bestimmungen, an sich oder in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten und Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, indem sie vorsehen, dass der Ausländer eine Arbeitserlaubnis nachweisen muss, die erteilt wurde, nachdem sein potenzieller Arbeitgeber eine Beschäftigungserlaubnis erhalten hat, insbesondere wenn diesem Ausländer vorher der Aufenthalt erlaubt wurde, sei es für die begrenzte Dauer eines Jahres und unter Einhaltung mehrerer Bedingungen im Zusammenhang mit der anfangs erteilten zeitweiligen Beschäftigungserlaubnis und Arbeitserlaubnis, wodurch eben dieses begrenzte Aufenthaltsrecht begründet wurde?
»; 3. « In geval van ontkennend antwoord op de tweede vraag, schenden de artikelen 4/1 en 5 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers de artikelen 22, 23 en 191 van de Grondwet, of de ene of de andere van die bepalingen, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, door te bepalen dat de vreemdeling bewijs moet leveren van een arbeidskaart die voortvloeit uit een arbeidsvergunning verleend aan diens mogelijke werkgever, in het bijzonder wanneer die vreemdeling vroeger tot verblijf is gemachtigd, zij het tijdelijk voor een jaar en met inachtneming van een aantal voorwaarden in verband met de tijdelijke arbeidsvergunning en de tijdelijke arbeidskaart die oorspronkelijk werden toegekend en die precies dat recht op tijdelijk verblijf hebben geopend ?

»; 2. « Verstoßen die Artikel 4/1 und 5 des Gesetzes vom 30. April 1999 über die Beschäftigung ausländischer Arbeitnehmer gegen die Artikel 22, 23 und 191 der Verfassung, oder die eine oder andere dieser Bestimmungen, an sich oder in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten und Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, indem sie vorsehen, dass der Ausländer eine Arbeitserlaubnis nachweisen muss, die erteilt wurde, nachdem der potenzielle Arbeitgeber dieses Ausländers eine Beschäftigungserlaubnis erhalten hat, insbesondere wenn diesem Ausländer vorher der Aufenthalt, sei es für begrenzte Dauer, erlaubt wurde?
»; 2. « Schenden de artikelen 4/1 en 5 van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers de artikelen 22, 23 en 191 van de Grondwet, of de ene of de andere van die bepalingen, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, door te bepalen dat de vreemdeling bewijs moet leveren van een arbeidskaart die voortvloeit uit een arbeidsvergunning verleend aan de mogelijke werkgever van die vreemdeling, in het bijzonder wanneer die vroeger tot verblijf is gemachtigd, zij het tijdelijk ?

« In Abweichung von den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes muss das Zentrum keine Sozialhilfe an Ausländer entrichten, denen der Aufenthalt aufgrund von Artikel 9bis des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern aufgrund einer Arbeitserlaubnis B oder einer Berufskarte erlaubt ist ».
« In afwijking van de bepalingen van deze wet is de maatschappelijke dienstverlening door het centrum niet verschuldigd aan de vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, omwille van een arbeidskaart B of een beroepskaart ».

Gemäß den Artikeln 4 ff. des Gesetzes vom 30. April 1999 über die Beschäftigung ausländischer Arbeitsnehmer muss der Ausländer grundsätzlich bereits eine Arbeitserlaubnis B besitzen, bevor er eine Aufenthaltserlaubnis erhalten kann.
Overeenkomstig de artikelen 4 en volgende van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, dient de vreemdeling in de regel reeds over een arbeidskaart B te beschikken alvorens hij een machtiging tot verblijf kan verkrijgen.

Die Vorabentscheidungsfragen beziehen sich auf Artikel 57sexies des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, eingefügt durch Artikel 20 des Programmgesetzes vom 28. Juni 2013, der bestimmt: « In Abweichung von den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes muss das Zentrum keine Sozialhilfe an Ausländer entrichten, denen der Aufenthalt aufgrund von Artikel 9bis des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern aufgrund einer Arbeitserlaubnis B oder einer Berufskarte erlaubt ist ».
De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 57sexies van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ingevoegd bij artikel 20 van de programmawet van 28 juni 2013, dat bepaalt : « In afwijking van de bepalingen van deze wet is de maatschappelijke dienstverlening door het centrum niet verschuldigd aan de vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, omwille van een arbeidskaart B of een beroepskaart ».

Der angefochtene Artikel 20 des Programmgesetzes vom 28. Juni 2013 fügt in das Grundlagengesetz vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren einen Artikel 57sexies mit folgendem Wortlaut ein: « In Abweichung von den Bestimmungen des vorliegenden Gesetzes muss das Zentrum keine Sozialhilfe an Ausländer entrichten, denen der Aufenthalt aufgrund von Artikel 9bis des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 über die Einreise ins Staatsgebiet, den Aufenthalt, die Niederlassung und das Entfernen von Ausländern aufgrund einer Arbeitserlaubnis B oder einer Berufskarte erlaubt ist ».
Het bestreden artikel 20 van de programmawet van 28 juni 2013 voegt een artikel 57sexies in in de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, dat luidt als volgt : « In afwijking van de bepalingen van deze wet is de maatschappelijke dienstverlening door het centrum niet verschuldigd aan de vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf op basis van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, omwille van een arbeidskaart B of een beroepskaart ».

Aufgrund der Artikel 10 § 2 Absatz 3 und 10bis § 2 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 muss ein Ausländer, der eine Aufenthaltszulassung im Rahmen der Familienzusammenführung erhalten möchte, nachweisen, dass der Ausländer, dem nachgekommen wird, über stabile, regelmäßige und genügende Existenzmittel für sich selbst und seine Familienangehörigen verfügt, so dass die Behörden nicht für sie aufkommen müssen.
Op grond van de artikelen 10, § 2, derde lid, en 10bis, § 2, van de wet van 15 december 1980 moet de vreemdeling die een toelating tot verblijf wil bekomen in het kader van de gezinshereniging aantonen dat de vreemdeling die wordt vervoegd, over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen beschikt om zichzelf en zijn familieleden te onderhouden en om te vermijden dat ze ten laste vallen van de openbare overheden.

Aufgrund von Artikel 10 § 2 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 muss ein Ausländer, der einen Aufenthaltsschein im Rahmen der Familienzusammenführung erhalten möchte, nachweisen, dass der Ausländer, dem nachgekommen wird, über stabile, genügende und regelmäßige Existenzmittel für sich selbst und seine Familienangehörigen verfügt, damit die öffentlichen Behörden nicht für sie aufkommen müssen.
Krachtens artikel 10, § 2, van de wet van 15 december 1980 moet de vreemdeling die een verblijfstitel wil verkrijgen in het kader van gezinshereniging, aantonen dat de vreemdeling die wordt vervoegd, over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen beschikt om zichzelf en zijn familieleden te onderhouden en om te vermijden dat ze ten laste vallen van de openbare overheden.