Aus den der präjudiziellen Frage zugrunde liegenden Fakten kann abgeleitet werden, dass der Hof befragt wird, ob die fünfjährige Verjährungsfrist mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar ist, insoweit sie auf eine Schadenersatzklage anwendbar ist, die auf einem Fehler, einer Nachlässigkeit oder einer Unvorsichtigkeit beruht (Artikel 1382 und 1383 des Zivilgesetzbuches).
Uit de feiten die aan de oorsprong van de prejudiciële vraag liggen, kan worden afgeleid dat het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de verjaring na vijf jaar in zoverre zij van toepassing is op een vordering tot schadevergoeding gegrond op een fout, een nalatigheid of een onvoorzichtigheid (artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek).