« Verstösst Artikel 378 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches in Verbindung mit Artikel 410 desselben Gesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er bestimmt, dass Kanzleigebühren zu entrichten sind für die von den Eltern eines minderjährigen Kindes gestellten Anträge, während für die Anträge in Anwendung von Artikel 410 des Zivilgesetzbuches seitens der Person des Vormundes eines minderjährigen Kindes kraft Artikel 162 Nr. 42 in Verbindung mit den Artikeln 279 und 280 des Gesetzbuches über die Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebühren keine Kanzleigebühren zu entrichten sind?
« Houdt artikel 378, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, juncto artikel 410 van hetzelfde Wetboek, een schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dit voorziet in een verschuldigd zijn van griffierechten voor de verzoeken uitgaande van de ouders van een minderjarig kind, terwijl voor de verzoeken in toepassing van artikel 410 van het Burgerlijk Wetboek door de persoon van de voogd over een minderjarig kind krachtens artikel 162, 42°, junctis de artikelen 279 en 280 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten geen griffierechten verschuldigd zijn ?