Das durch die Artikel 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung sowie durch Artikel 7 der Europäischen Menschenrechtskonvention in Strafsachen gewährleistete Legalitätsprinzip beruht unter anderem auf der berlegung, dass das Strafgesetz so formuliert sein muss, dass jede Person bei der Annahme einer Verhaltensweise wissen kann, ob diese Verhaltensweise strafbar ist oder nicht.
Het wettigheidsbeginsel in strafzaken, gewaarborgd bij de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet alsmede bij artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, gaat onder meer uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is.