Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob Artikel 806 des Gerichtsgesetzbuches in dieser Auslegung nicht eine doppelte Diskriminierung einführe: die erste zwischen de
r in Abwesenheit verurteilten Partei und der Partei, die d
as Versäumnisurteil erwirkt habe; die zweite zwischen dem in Abwesenheit verurteilten Schuldner, wenn das Urteil gegen ihn als hinfällig gelte, und den anderen Schuld
nern, die gegen die Ansprüche des Gläubigers den ...[+++]Ablauf einer angemessenen Frist oder eine Verjährung geltend machen könnten, entweder auf der Grundlage von Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches, wenn es sich wie im vorliegenden Fall um eine Forderung in Bezug auf Mieten handele, oder auf der Grundlage von Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches.De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek in die interpretatie geen dubbele discriminatie teweegbrengt : ten eerste, tussen de bij verstek veroordeelde partij en de partij die het verstekvonnis heeft verkregen; ten tweede, tussen de bij verstek veroordeelde schuldenaar wanneer het vonnis waarmee hij wordt veroordeeld als niet bestaande wordt beschouwd, en de andere schuldenaars, die tegen de aanspraken van de schuldeiser het verlopen van
een redelijke termijn of een verjaring kunnen tegenwerpen, ofwel op grond van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek wanneer het, zoals te dezen, gaat om een
...[+++] schuldvordering met betrekking tot huurgelden, ofwel op grond van artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek.