Hierzu stellt er die Frage, ob die fragliche Bestimmung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, « indem die Flämische Regierung andere Formen der Unterbringung, Pflege und Dienstleistung für Senioren, die durch eine kraft dieses Dekrets anerkannte Einrichtung organisiert werden, infolge des Verweises ' gemäss den in Artikel 5 § 1 vorgesehenen Modalitäten ' nur dann bezuschussen kann, wenn es sich dabei um Einrichtungen der lokalen und provinzialen Verwaltungen, Vereinigungen ohne Gewinnerzielungsabsicht und gemeinnützig
e Einrichtungen [zu lesen ist: Stiftungen] im Sinne des Gesetzes vom 27. Juni 1921 handelt, also nicht dan
...[+++]n, wenn es um Einrichtungen anderer natürlicher oder juristischer Personen geht, selbst wenn sie denselben Anerkennungsnormen unterliegen ».Hij stelt daarop de vraag of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt « doordat de Vlaamse regering andere vormen van huisvesting, verzorging en dienstverlening aan bejaarden, georganiseerd door een krachtens dit decreet erkende inrichting, door de verwijzing ' volgens de modaliteiten bepaald in artikel 5, § 1 ', enkel kan subsidiëren wanneer het gaat om inrichtingen van lo
kale en provinciale besturen, verenigingen zonder winstoogmerk en instellingen van o
penbaar nut [lees : stichtingen] in de zin van de we ...[+++]t van 27 juni 1921, en dus niet wanneer het gaat om inrichtingen van andere natuurlijke of rechtspersonen, zelfs wanneer zij zijn onderworpen aan dezelfde erkenningsnormen ».