Darüber hinaus ergibt sich aus Artikel 62 § 1 und § 4 des Gesetzes vom 15. Juni 1899 zur Festlegung des ersten und zweiten Titels des Militärstrafprozessgesetzbuches, dass das Zivilmitglied des Kriegsrates nicht als Vorsitzender tätig sein kann und dass der Kriegsrat zu Felde in aussergewöhnlichen Situationen rechtsgültig zusammengesetzt werden kann, ohne dass die Anwesenheit eines Zivilmitglieds des Militärgerichts erforderlich ist.
Daarenboven volgt uit artikel 62, § 1 en § 4, van de wet van 15 juni 1899 houdende eerste en tweede titel van het Wetboek van Strafrechtspleging voor het leger dat het burgerlijk lid van de krijgsraad niet als voorzitter kan optreden en dat de krijgsraad te velde in uitzonderlijke omstandigheden rechtsgeldig kan worden samengesteld zonder dat de aanwezigheid van een burgerlijk lid van de krijgsraad vereist is.