10. Forderungen an Kirchen und Religionsgemeinschaften werden wie Forderungen an Regionalregierungen und örtliche Gebietskörperschaften behandelt, sofern sich diese Kirchen und Religionsgemeinschaften als juristische Person des öffentlichen Rechts konstituiert haben und im Rahmen entsprechender gesetzlicher Befugnisse Abgaben erheben; dabei findet jedoch Nummer 9 keine Anwendung.
10. Vorderingen op kerken en godsdienstige gemeenschappen die een rechtspersoon van publiek recht zijn, worden, voorzover deze instellingen belastingen heffen overeenkomstig de wetgeving die hun daartoe het recht verleent, behandeld als vorderingen op regionale en lagere overheden, met dien verstande dat punt 9 niet van toepassing is.