(4) Für die Anwendung der Absätze 1 und 2 bestimmt der Rat nach dem Verfahren des Artikels 20 der Verordnung (EG) Nr. 2371/2002 für jeden Mitgliedstaat die Thunfischmast- und -aufzuchtkapazität und die zulässige Höchstmenge an wild gefangenem Roten Thun, die jeder Mitgliedstaat auf seine Thunfischfarmen aufteilen kann.
4. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 stelt de Raad volgens de procedure van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 de capaciteit voor het kweken en mesten van tonijn van elke lidstaat vast, alsmede de maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat over zijn kweek- en mestbedrijven mag verdelen.