(3) Halten sich Familienangehörige, Geschwister oder Verwandte im Sinne der Absätze 1 und 2 in mehr als einem Mitgliedstaat auf, wird der zuständige Mitgliedstaat danach bestimmt, was dem Wohl des unbegleiteten Minderjährigen dient.
3. Indien in meer dan één lidstaat gezinsleden, broers of zussen, of familieleden als vermeld in de leden 1 en 2 verblijven, wordt op basis van het belang van de niet-begeleide minderjarige bepaald welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is.