(2) Im Falle von Albanien, Bosnien und Herzegowina und Kroatien ist die Zulassung zu den mit Artikel 1 eingeführten Präferenzregelungen außerdem daran gebunden, dass sie zu effektiven Wirtschaftsreformen und zur regionalen Zusammenarbeit mit den anderen am Stabilisierungs- und Assoziierungsprozess der Europäischen Union beteiligten Ländern bereit sind, insbesondere durch die Errichtung von Freihandelszonen im Einklang mit Artikel XXIV GATT 1994 und den anderen einschlägigen WTO-Regeln.
2. Voor Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kroatië is het recht op de in artikel 1 vastgestelde preferenties eveneens afhankelijk van de bereidheid van deze landen tot daadwerkelijke economische hervormingen en regionale samenwerking met andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie betrokken zijn, met name door de totstandbrenging van vrijhandelzones in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT-overeenkomst van 1994 en andere toepasselijke WTO-bepalingen.