I. in der Erwägung, dass die große Mehrheit der Alleinerziehenden in Europa Frauen sind; in der Erwägung, dass im Jahr 2001 durchschnittlich 85% der Alleinerziehenden Mütter im Alter zwischen 25 und 64 Jahren waren, was bedeutet, dass alleinerziehende Mütter einen Anteil von 5% an der gesamten weiblichen Bevölkerung hatten und dass alleinerziehende Mütter in einigen Mitgliedstaaten 6 bis 7,5% der weiblichen Bevölkerung ausmachen (Tschechische Republik, Polen, Ungarn und Slowenien) und ihr Anteil in anderen Mitgliedstaaten sogar bei 9% liegt (Estland, Lettland);
I. overwegende dat de overgrote meerderheid van de alleenstaande ouders in Europa vrouwen zijn; overwegende dat 85% van de alleenstaande ouders vrouwen in de leeftijd tussen 25 en 64 zijn, hetgeen betekent dat 5% van de vrouwelijke bevolking alleenstaande moeder is; overwegende dat dit percentage in sommige lidstaten oploopt tot 6 à 7,5% (Tsjechische Republiek, Polen , Hongarije en Slovenië) of zelfs 9% (Estland, Letland);
