(3) Abweichend von Absätzen 1 und 2 dieses Artikels kann ein Mitgliedstaat in außergewöhnlichen Umständen ein automatisiertes Verarbeitungssystem im Sinne des Absatzes 2 dieses Artikels innerhalb einer bestimmten Frist nach Ablauf der in Absatz 2 dieses Artikels genannten Frist mit Artikel 25 Absatz 1 in Einklang bringen, wenn hierdurch sonst schwerwiegende Schwierigkeiten für den Betrieb dieses automatisierten Verarbeitungssystems entstehen würden.
3. In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel kan een lidstaat in uitzonderlijke omstandigheden een systeem voor geautomatiseerde verwerking als bedoeld in lid 2 van dit artikel, binnen een nader bepaalde termijn na de in lid 2 van dit artikel bedoelde periode met artikel 25, lid 1, in overeenstemming brengen indien de werking van dat systeem voor geautomatiseerde verwerking anders ernstig in het gedrang zou komen.