Jeder Mitgliedstaat sollte die Möglichkeit haben, den Teil dieser Menge, den er nicht ausgeschöpft hat, einem anderen Mitgliedstaat zu verkaufen, sofern mindestens 50 % dieser Projekte in den ärmsten Entwicklungsländern und den kleinen Inselstaaten unter den Entwicklungsländern durchgeführt werden.
De lidstaten moet worden toegestaan het ongebruikte deel van deze hoeveelheid bij opbod te verkopen aan andere lidstaten, op voorwaarde dat 50% van deze projecten wordt uitgevoerd in de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingsstaten.