2. Verstösst Artikel 30 § 2 des Gesetzes vom 7. Mai 1999 über die Gleichbehandlung von Männern und Frauen in Bezug auf die Arbeitsbedingungen, den Zugang zur Beschäftigung und zu Aufstiegsmöglichkeiten, den Zugang zu einem selbständigen Beruf und die ergänzenden Systeme der sozialen Sicherheit gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 26 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches und mit Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches, indem er die Arbeitnehmer, die dem Ges
etz vom 7. Mai 1999 unterliegen, und die anderen Arbeitnehmer oder Begünstigten von m
it strafrechtlichen ...[+++]Sanktionen einhergehenden Normen des Sozialrechts oder der sozialen Sicherheit, unterschiedlichen Verjährungsfristen in Bezug auf aus Straftaten sich ergebende Zivilklagen unterwirft?2. Schendt artikel 30, § 2, van de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroe
p en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 26 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en met artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, aangezien het de werknemers die vallen onder de wet van 7 mei 1999 en de andere werknemers of begunstigden van m
et strafrechtelijke ...[+++]sancties gepaard gaande normen van sociaal recht of van sociale zekerheid, onderwerpt aan verschillende verjaringstermijnen inzake burgerlijke rechtsvorderingen die voortvloeien uit strafbare feiten ?