Vertaling van "trennung zwei jahren erwirkt " (Duits → Nederlands) :

27. betont, dass der Reformprozess im Bereich der Gedanken-, Gewissens- und Religionsfreiheit fortgesetzt werden muss, indem Religionsgemeinschaften die Möglichkeit erhalten, Rechtspersönlichkeit zu erlangen, sämtliche Einschränkungen bei der Ausbildung, der Ernennung, dem rechtmäßigen Aufenthalt und der Nachfolge von Geistlichen aufgehoben werden und für eine entsprechende Umsetzung der einschlägigen Urteile des EGMR und der Empfehlungen der Venedig-Kommission gesorgt wird; betont in diesem Zusammenhang, dass der Dialog mit der alevitischen Gemeinschaft gefördert werden muss, die Cem-Häuser als Stätten der Religionsausübung anerkannt werden müssen, die Wiedereröffnung des griechisch-orthodoxen Seminars von Chalki gestattet werden und alle Hindernisse für einen reibungslosen Seminarbetrieb beseitigt werden müssen und die offizielle Verwendung des Kirchentitels des Ökumenischen Patriarchen gestattet werden muss; fordert die zuständigen türkischen Behörden auf, alle offenen Fragen im Zusammenhang mit der Landrückgabe an das Kloster Mor Gabriel und mit anderen Gebietsansprüchen der syrisch-orthodoxen Kirche zu klären; weist darauf hin, dass die Empfehlungen der Venedig-Kommission zu Imbros und Tenedos hinsichtlich des Schutzes von Eigentums- und Bildungsrechten in geeigneter Form umgesetzt werden müssen; betont, dass das Recht auf unterschiedliche Lebensstile – ob laizistisch oder glaubensbasiert – in Einklang mit den Werten der EU in vollem Umfang zu achten und die Trennung von Staat und Religion aufrechtzuerhalten ist; betont, dass die Rechte von Minderheiten geschützt werden müssen; drückt sein Bedauern darüber aus, dass es nichtmuslimischen gemeinnützigen Stiftungen seit der Abschaffung des bis dahin geltenden Gesetzes vor zwei Jahren und aufgrund des bestehenden rechtlichen Vakuums nicht mehr möglich ist, ihre Leitungsgremien zu wählen;
27. benadrukt dat het van belang is het hervormingsproces op het gebied van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst voort te zetten door religieuze gemeenschappen in staat te stellen rechtspersoonlijkheid te verwerven, door alle restricties ten aanzien van de opleiding, benoeming, legaal verblijf en opvolging van geestelijken weg te nemen, en door te voldoen aan alle desbetreffende arresten van het EHRM en de aanbevelingen van de commissie van Venetië; benadrukt in dit verband de noodzaak om een dialoog met de alevitische gemeenschap te bevorderen en de Cem-huizen als gebedsplaatsen te erkennen, om de heropening van het Grieks-orthodoxe Halki-seminarie toe te staan en om alle obstakels voor een goede werking van het seminarie weg te nemen, en om het officiële gebruik van de kerkelijke titel van de oecumenische patriarch toe te staan; verzoekt de Turkse autoriteiten om alle openstaande vraagstukken in verband met de teruggave van land aan het Mor Gabriël-klooster en andere landaanspraken van de Syrisch-orthodoxe kerk af te handelen; herinnert eraan dat het van belang is om de aanbevelingen van de Commissie van Venetië inzake Imvros en Tenedos met betrekking tot de bescherming van eigendom en het recht op onderwijs ten uitvoer te leggen; onderstreept de noodzaak om het recht op verschillende levensstijlen, zowel seculier als religieus, volledig te respecteren overeenkomstig de waarden van de EU, en om de scheiding tussen religie en staat te handhaven; onderstreept dat het belangrijk is om de rechten van minderheden te beschermen; betreurt dat niet-islamitische liefdadigheidsinstellingen als gevolg van de afschaffing van de vorige wet twee jaar geleden en het bestaande rechtsvacuüm, niet de mogelijkheid hebben hun eigen bestuursorgaan te kiezen;

26. betont, dass der Reformprozess im Bereich der Gedanken-, Gewissens- und Religionsfreiheit fortgesetzt werden muss, indem Religionsgemeinschaften die Möglichkeit erhalten, Rechtspersönlichkeit zu erlangen, sämtliche Einschränkungen bei der Ausbildung, der Ernennung, dem rechtmäßigen Aufenthalt und der Nachfolge von Geistlichen aufgehoben werden und für eine entsprechende Umsetzung der einschlägigen Urteile des EGMR und der Empfehlungen der Venedig-Kommission gesorgt wird; betont in diesem Zusammenhang, dass der Dialog mit der alevitischen Gemeinschaft gefördert werden muss, die Cem-Häuser als Stätten der Religionsausübung anerkannt werden müssen, die Wiedereröffnung des griechisch-orthodoxen Seminars von Chalki gestattet werden und alle Hindernisse für einen reibungslosen Seminarbetrieb beseitigt werden müssen und die offizielle Verwendung des Kirchentitels des Ökumenischen Patriarchen gestattet werden muss; fordert die zuständigen türkischen Behörden auf, alle offenen Fragen im Zusammenhang mit der Landrückgabe an das Kloster Mor Gabriel und mit anderen Gebietsansprüchen der syrisch-orthodoxen Kirche zu klären; weist darauf hin, dass die Empfehlungen der Venedig-Kommission zu Imbros und Tenedos hinsichtlich des Schutzes von Eigentums- und Bildungsrechten in geeigneter Form umgesetzt werden müssen; betont, dass das Recht auf unterschiedliche Lebensstile – ob laizistisch oder glaubensbasiert – in Einklang mit den Werten der EU in vollem Umfang zu achten und die Trennung von Staat und Religion aufrechtzuerhalten ist; betont, dass die Rechte von Minderheiten geschützt werden müssen; drückt sein Bedauern darüber aus, dass es nichtmuslimischen gemeinnützigen Stiftungen seit der Abschaffung des bis dahin geltenden Gesetzes vor zwei Jahren und aufgrund des bestehenden rechtlichen Vakuums nicht mehr möglich ist, ihre Leitungsgremien zu wählen;
26. benadrukt dat het van belang is het hervormingsproces op het gebied van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst voort te zetten door religieuze gemeenschappen in staat te stellen rechtspersoonlijkheid te verwerven, door alle restricties ten aanzien van de opleiding, benoeming, legaal verblijf en opvolging van geestelijken weg te nemen, en door te voldoen aan alle desbetreffende arresten van het EHRM en de aanbevelingen van de commissie van Venetië; benadrukt in dit verband de noodzaak om een dialoog met de alevitische gemeenschap te bevorderen en de Cem-huizen als gebedsplaatsen te erkennen, om de heropening van het Grieks-orthodoxe Halki-seminarie toe te staan en om alle obstakels voor een goede werking van het seminarie weg te nemen, en om het officiële gebruik van de kerkelijke titel van de oecumenische patriarch toe te staan; verzoekt de Turkse autoriteiten om alle openstaande vraagstukken in verband met de teruggave van land aan het Mor Gabriël-klooster en andere landaanspraken van de Syrisch-orthodoxe kerk af te handelen; herinnert eraan dat het van belang is om de aanbevelingen van de Commissie van Venetië inzake Imvros en Tenedos met betrekking tot de bescherming van eigendom en het recht op onderwijs ten uitvoer te leggen; onderstreept de noodzaak om het recht op verschillende levensstijlen, zowel seculier als religieus, volledig te respecteren overeenkomstig de waarden van de EU, en om de scheiding tussen religie en staat te handhaven; onderstreept dat het belangrijk is om de rechten van minderheden te beschermen; betreurt dat niet-islamitische liefdadigheidsinstellingen als gevolg van de afschaffing van de vorige wet twee jaar geleden en het bestaande rechtsvacuüm, niet de mogelijkheid hebben hun eigen bestuursorgaan te kiezen;

« Verstossen die Artikel 232 und 306 (alt) des Zivilgesetzbuches, dahingehend ausgelegt, dass der Ehegatte, der als Opfer ein Ehescheidungsurteil aufgrund von Artikel 231 (alt) des Zivilgesetzbuches nach einer Trennung von zwei Jahren erwirkt, mit der Möglichkeit rechnen muss, dass der schuldige Ehegatte die in Artikel 306 (alt) des Zivilgesetzbuches vorgesehene Verschuldensvermutung widerlegen könnte, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie zu einem ungerechtfertigten Unterschied führen zwischen
« Schenden de vroegere artikelen 232 en 306 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de echtgenoot die het slachtoffer is en die een echtscheidingsvonnis uitgesproken op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek verkrijgt na twee jaar scheiding, de mogelijkheid moet dulden dat de schuldige echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan weerleggen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een onverantwoord onderscheid in het leven roepen tussen :

- und dem Ehegatten, der ein Ehescheidungsurteil aufgrund von Artikel 231 (alt) des Zivilgesetzbuches nach einer Trennung von zwei Jahren erwirkt und wohl mit der Möglichkeit rechnen muss, dass der schuldige Ehegatte die in Artikel 306 (alt) des Zivilgesetzbuches vorgesehene Verschuldensvermutung widerlegen könnte?
- en de echtgenoot die na twee jaar scheiding een echtscheidingsvonnis verkrijgt op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek en die de mogelijkheid moet dulden dat de schuldige echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan weerleggen ?

« Verstossen die Artikel 232 und 306 (alt) des Zivilgesetzbuches, dahingehend ausgelegt, dass der Ehegatte, der als Opfer ein Ehescheidungsurteil aufgrund von Artikel 231 (alt) des Zivilgesetzbuches nach einer Trennung von zwei Jahren erwirkt, mit der Möglichkeit rechnen muss, dass der schuldige Ehegatte die in Artikel 306 (alt) des Zivilgesetzbuches vorgesehene Verschuldensvermutung widerlegen könnte, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie zu einem ungerechtfertigten Unterschied führen zwischen:
« Schenden de vroegere artikelen 232 en 306 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de echtgenoot die het slachtoffer is en die een echtscheidingsvonnis uitgesproken op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek verkrijgt na twee jaar scheiding, de mogelijkheid moet dulden dat de schuldige echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan weerleggen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een onverantwoord onderscheid in het leven roepen tussen :

Der vorlegende Richter befragt den Hof zur Vereinbarkeit der früheren Artikel 232 und 306 des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, ausgelegt in dem Sinne, dass ein Ehepartner, der ein auf der Grundlage des früheren Artikels 231 des Zivilgesetzbuches nach zwei Jahren Trennung ausgesprochenes Ehescheidungsurteil erwirke, mit der Möglichkeit rechnen müsse, dass sein Ehepartner die im früheren Artikel 306 des Zivilgesetzbuches vorgesehene Schuldvermutung umkehren könnte, während derjenige, der ein ähnliches Urteil vor zwei Jahren Trennung erwirke, nicht damit rechnen müsse.
De verwijzende rechter stelt aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van de vroegere artikelen 232 en 306 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat de echtgenoot die een echtscheidingsvonnis uitgesproken op grond van het vroegere artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek verkrijgt na twee jaar scheiding, de mogelijkheid moet dulden dat zijn echtgenoot het vermoeden van schuld waarin het vroegere artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, kan omkeren, terwijl diegene die vóór twee jaar scheiding een soortgelijk vonnis verkrijgt, dat niet moet.