1. Der Präsident ruft jedes Mitglied, das den ordnungsgemäßen Ablauf der Sitzung stört oder dessen Verhalten nicht mit den einschlägigen Bestimmungen des Artikels 11 in Einklang steht, zur Ordnung.
1. De Voorzitter roept een lid dat het goede verloop van de vergadering verstoort of wiens gedrag niet strookt met de bepalingen ter zake van artikel 11, tot de orde.