Traduction de «schwellenländer sein sollte » (Allemand → Néerlandais) :

22. betont, dass in Bezug auf Fragen globaler Tragweite oder Fragen, die sich auf die Weltordnungspolitik beziehen, die EU anstatt ihre Mitgliedstaaten der Ansprechpartner der Industriestaaten, der BRICS-Länder und anderer Schwellenländer sein sollte; ist der Ansicht, dass es mit Blick auf einen kohärenten politischen Standpunkt gegenüber den BRICS-Ländern und anderen Schwellenländern von grundlegender Bedeutung ist, dass die Mitgliedstaaten ihre bilateralen Beziehungen mit größtmöglicher Transparenz ausbauen und dabei die möglichen Auswirkungen dieser Beziehungen auf die Politik und die Standpunkte der EU bedenken; ist der Ansicht, dass die EU in politischer und wirtschaftlicher Hinsicht einen größeren Zusammenhalt und ein größeres Wachstum anstreben sollte, um politischen Einfluss und eine Schlüsselrolle in dem sich entwickelnden multipolaren System zu bewahren und von den BRICS-Ländern und den neuen Schwellenländern als ein nötiger und wertvoller Partner wahrgenommen zu werden;
22. benadrukt dat bij kwesties van mondiale reikwijdte of die verband houden met het mondiaal bestuur, de EU en niet haar lidstaten de onderhandelingspartner van de opgekomen mogendheden, de BRICS-landen en andere opkomende landen dient te zijn; acht het, om tot een coherent beleidsstandpunt ten opzichte van de BRICS-landen en andere opkomende mogendheden te komen, van wezenlijk belang dat de lidstaten uiterst transparant omgaan met hun bilaterale betrekkingen en rekening houden met de mogelijke gevolgen van dergelijke betrekkingen voor het beleid en standpunt van de EU; is van mening dat de EU naar meer politieke en economische cohesie en groei dient te streven om haar politieke invloed en sleutelrol in het zich vormende multipolaire stelsel te behouden en om door de BRICS-landen en de nieuwe opkomende landen als een noodzakelijke waardevolle tegenspeler te worden gezien;

24. vertritt die Ansicht, dass die EU in der Lage sein sollte, mit einer Stimme zu sprechen, und fordert einen Sitz der EU im IWF und in der Weltbank; fordert einen demokratischeren IWF, wozu eine offene und leistungsbezogene Wahl seines geschäftsführenden Direktors und eine wesentliche Stärkung der Stimmrechte für Entwicklungs- und Schwellenländer gehören;
24. is van oordeel dat de EU met één stem moet kunnen spreken en dringt aan op een zetel voor de EU in het IMF en de Wereldbank; benadrukt dat het IMF democratischer moet worden, onder meer door zijn directeur via open verkiezingen en op grond van verdienste te benoemen, en de stemrechten voor opkomende en ontwikkelingslanden substantieel uit te breiden;

5. vertritt die Ansicht, dass die EU sich stärker um einen Ausbau ihres Wettbewerbsvorteils bemühen muss, da die Schwellenländer ihren Produktivitätsrückstand immer mehr aufholen; ist ferner der Ansicht, dass eine neue, langfristige Strategie für eine nachhaltig produzierende Industrie der EU ein notwendiger Bestandteil der EU-Strategie bis 2020 ist und sich auf die Spitzenindustrien konzentrieren muss, die im internationalen Wettbewerb bestehen können und innovative technologische Lösungen u. a. in Bereichen wie Energieversorgung und Senkung der CO2-Emissionen bieten, und dass sie eine ausgewogene Verlagerung der Beschäftigung auf kohlenstoffarme Industriezweige herbeiführen sollte, bewirken sollte, dass Wissen und Kreativität zur Hauptressource der Menschen, Unternehmen und Regionen werden, die soziale Wirtschaft fördern sollte sowie die Innovation, die Investitionen, Berufsbildung, lebenslanges Lernen, die Weitergabe von Wissen und Fähigkeiten und die Schaffung von hochwertigen Arbeitsplätzen in neuen Bereichen aktiv unterstützen sollte, wobei insbesondere für junge Menschen der Zugang zu diesen neuen Bereichen sicherzustellen ist; ist zudem der Auffassung, dass eine Förderung der Internationalisierung der Unternehmen und insbesondere der KMU in der EU auch von entscheidender Bedeutung für die Verstärkung unserer Wettbewerbsfähigkeit und unseres Wachstumspotenzials in einer globalisierten Welt sein wird;
5. is van mening dat, gezien de kleiner wordende productiviteitskloof met opkomende landen, de EU harder moet werken aan het vergroten van haar concurrentieel voordeel, dat een nieuwe langetermijnstrategie voor een duurzame industrie in de EU een noodzakelijk onderdeel vormt van de EU 2020-strategie, en dat deze gericht moet zijn op spitssectoren die concurrentieel kunnen zijn op wereldvlak en toonaangevend zijn in innovatieve technologische oplossingen op het gebied van onder meer energievoorziening en minder uitstoot van koolstof; is tevens van mening dat dit moet leiden tot een billijke verschuiving naar industriële activiteiten met een lage uitstoot van koolstof, waarbij kennis en creativiteit de belangrijkste middelen van de mensen, het bedrijfsleven en de regio's zijn, de sociale economie moet bevorderen en innovatie, investeringen, beroepsopleiding, levenslang leren, overdracht van kennis en vaardigheden en het scheppen van degelijke banen op nieuwe gebieden actief moet steunen, waarbij met name de toegang van jongeren tot deze nieuwe gebieden wordt gewaarborgd; is verder van oordeel dat het bevorderen van de internationalisering van de EU-bedrijven, en met name van de kmo's, fundamenteel is om het concurrentievermogen en de potentiële groei in een geglobaliseerde wereld te versterken;

Das EP hat in der Entschließung über die Grundzüge der Wirtschaftspolitik für 2006 bereits unterstrichen, dass Europa besorgt darüber sein sollte, dass die Wachstumsrate der Euro-Zone dauerhaft niedriger ist als die der Weltwirtschaft (nach Angaben des IWF 5,1% im Jahr 2006 und 4,9% im Jahr 2007), niedriger ist als die Wachstumsrate der US-Wirtschaft (3,4% 2006 und 2,9% 2007) und viel niedriger als die der Schwellenländer, die unsere Position auf den Weltmärkten bedrohen, insbesondere China (10% 2006 und 2007).
Reeds volgens de resolutie van het EP over de globale richtsnoeren voor het economische beleid (GREB’s) 2006 zou het de Europeanen moeten verontrusten dat de eurozone steeds trager groeit dan de wereldeconomie (5,1% in 2006 en 4,9% in 2007, volgens het IMF), en veel trager dan de opkomende landen die onze positie op de internationale markten bedreigen, in het bijzonder China (10% in 2006 en 2007).