Der schriftliche Antrag der Staatsanwaltschaft auf Einziehung eines unbeweglichen Gutes, das nicht gemäß den anwendbaren Formalitäten strafrechtlich beschlagnahmt worden ist, wird zur Vermeidung der Unzulässigkeit unentgeltlich am Rande des zuletzt übertragenen Rechtsgeschäfts oder des Urteils, wie in Artikel 1 Absatz 1 und 2 des Hypothekengesetzes vom 16. Dezember 1851 erwähnt, eingetragen.
De schriftelijke vordering van het openbaar ministerie strekkende tot de verbeurdverklaring van een onroerend goed, dat niet strafrechtelijk in beslag is genomen overeenkomstig de toepasselijke vormvoorschriften, wordt op straffe van onontvankelijkheid kosteloos ingeschreven op de kant van de laatst overgeschreven akte of het vonnis bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851.