Die klagenden Parteien bitten den Hof ferner, über die Vereinbarkeit der Artikel 28 und 29 des Gesetzes vom 3. Juli 2005 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention zu befinden, insofern diese Bestimmungen es ermöglichten, dass die Beförderung eines Polizeihauptinspektor in den Dienstgrad eines Polizeikommissars zeitlich verschoben würde, was diesem ein « erworbenes Recht » entziehen würde.
De verzoekende partijen vragen het Hof ook uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van de artikelen 28 en 29 van de wet van 3 juli 2005 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepalingen het mogelijk maken dat de bevordering van de hoofdinspecteur van politie tot de graad van commissaris van politie wordt uitgesteld in de tijd, waardoor die laatstgenoemde een « verworven recht » zou worden ontzegd.