Vertaling van "oder stärker entwickelten " (Duits → Nederlands) :

(c) In weniger entwickelten Regionen und in Regionen, deren Pro-Kopf-BIP im Zeitraum 2007–2013 weniger als 75 % des BIP-Durchschnitts der EU der 25 betrug, die inzwischen jedoch in die Kategorie der Übergangsregionen oder stärker entwickelten Regionen fallen, konzentrieren die Mitgliedstaaten 50 % der jedem operationellen Programm zugewiesenen Mittel auf bis zu fünf der Investitionsprioritäten nach Artikel 3 Absatz 1.
(c) voor minder ontwikkelde regio's en voor regio's waarvan het BBP per hoofd, in de periode 2007 – 2013, minder bedroeg dan 75% van het gemiddelde BBP van de EU- 25 maar die nu in aanmerking komen in de categorie overgangsregio's of meer ontwikkelde regio's, concentreren de lidstaten 50% van de toewijzing voor elk operationeel programma op maximaal zes van de in artikel 3, lid 1, vastgestelde investeringsprioriteiten.

Abweichend von Buchstabe a Ziffer i gilt: In denjenigen Regionen, deren Pro-Kopf-BIP im Zeitraum 2007-2013 weniger als 75% des BIP-Durchschnitts der EU-25 im Bezugszeitraum betrug, die jedoch im Zeitraum 2014-2020 in die Kategorie der Übergangsregionen oder stärker entwickelten Regionen gemäß Artikel 82 Absatz 2 Buchstaben b und c der Verordnung (EU) Nr. [.]/2012 [Allgemeine Verordnung] fallen, werden mindestens 60 % der gesamten EFRE-Mittel auf nationaler Ebene jedem der in Artikel 9 Nummern 1, 3 und 4 der Verordnung (EU) Nr. [.]/2012 [Allgemeine Verordnung] genannten Ziele zugewiesen.
In afwijking van punt a), i), wordt in regio's waar het bbp per hoofd van de bevolking in de periode 2007-2013 minder dan 75% bedroeg van het gemiddelde bbp van de EU-25 tijdens de referentieperiode, maar die in de periode 2014-2020 in aanmerking komen als overgangsregio's of meer ontwikkelde regio's in de zin van artikel 82, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. [.]/2012 [de gemeenschappelijke verordening], ten minste 60% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan elk van de in de punten 1, 3 en 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. [.]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen .

Abweichend von Buchstabe a Ziffer i gilt: In denjenigen Regionen, deren Pro-Kopf-BIP im Zeitraum 2007-2013 weniger als 75% des BIP-Durchschnitts der EU-25 im Bezugszeitraum betrug, die jedoch im Zeitraum 2014-2020 in die Kategorie der Übergangsregionen oder stärker entwickelten Regionen gemäß Artikel 82 Absatz 2 Buchstaben b und c der Verordnung (EU) Nr. [.]/2012 [Allgemeine Verordnung] fallen, werden mindestens 60 % der gesamten EFRE-Mittel auf nationaler Ebene jedem der in Artikel 9 Nummern 1, 3 und 4 der Verordnung (EU) Nr. [.]/2012 [Allgemeine Verordnung] genannten Ziele zugewiesen.
In afwijking van punt a), i), wordt in regio's waar het bbp per hoofd van de bevolking in de periode 2007-2013 minder dan 75% bedroeg van het gemiddelde bbp van de EU-25 tijdens de referentieperiode, maar die in de periode 2014-2020 in aanmerking komen als overgangsregio's of meer ontwikkelde regio's in de zin van artikel 82, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. [.]/2012 [de gemeenschappelijke verordening], ten minste 60% van de totale EFRO-middelen op nationaal niveau toegewezen aan elk van de in de punten 1, 3 en 4 van artikel 9 van Verordening (EU) nr. [.]/2012 [de gemeenschappelijke verordening] omschreven thematische doelstellingen.

(59) Für die Fonds sollte gelten, dass zur Gewährleistung einer angemessenen Mittelaufteilung auf die einzelnen Regionenkategorien keine Mittel zwischen weniger entwickelten Regionen, Übergangsregionen und stärker entwickelten Regionen übertragen werden sollten, es sei denn, hinreichend begründete Umstände im Zusammenhang mit der Erreichung eines oder mehrerer thematischer Ziele machen dies erforderlich.
(59) Wat de Fondsen betreft, moet, om een passende toewijzing aan elke categorie regio's te waarborgen, geen overdracht van middelen plaatsvinden tussen minder ontwikkelde, overgangs- en meer ontwikkelde regio's, tenzij er sprake is van naar behoren gemotiveerde omstandigheden in verband met de verwezenlijking van een of meer thematische doelstellingen. De omvang van deze overdracht mag niet meer dan 4 % van het totale krediet voor die categorie regio's bedragen.

- In stärker entwickelten Regionen und Übergangsregionen, deren Bruttoinlandsprodukt 75% des europäischen Durchschnitts entspricht oder dieses übersteigt, werden mindestens 80% der Mittel für Energieeffizienz und erneuerbare Energien, Forschung und Innovationen und Unterstützung von KMU eingesetzt, davon mindestens 20% für Energieeffizienz und erneuerbare Energien;
- in de meest ontwikkelde regio's of de overgangsregio's, waarvan het bruto nationaal product gelijk is aan of hoger is dan 75% van het Europese gemiddelde wordt ten minste 80% van de middelen ingezet voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, onderzoek en innovatie en steun aan het mkb, waarvan ten minste 20% voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie;

bei Ländern, bei denen die Erlöse aus der Ausfuhr von landwirtschaftlichen und Bergbauerzeugnissen zwischen 20 % und 40 % der gesamten Erlöse aus der Ausfuhr von Waren ausmachen, ein Rückgang der Erlöse aus der Ausfuhr von landwirtschaftlichen und Bergbauerzeugnissen um 10 % (im Falle der am wenigsten entwickelten AKP-Staaten, der AKP-Binnenstaaten und der AKP-Inselstaaten sowie von AKP-Staaten, die Folgen von gewaltsamen Auseinandersetzungen oder Naturkatastrophen beseitigen müssen, um 2 %) gegenüber dem rechnerischen Durchschnitt der Erlöse des dem Anwendungsjahr vorausgehenden Vierjahreszeitraums, unter Ausschluss des am stärksten abweichenden Wertes, sofern diese Erlöse im Rahmen der Gesamtausfuhren nicht proportional stärker zunehmen als die Auswirkungen der Verluste bei den Erlösen aus Ausfuhren von landwirtschaftlichen und Bergbauerzeugnissen.“
een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde voor landen waarvan de exportopbrengsten uit landbouw- of mijnbouwproducten tussen 20 en 40 % van de totale exportopbrengsten uit goederen vertegenwoordigen, mits de totale opbrengsten niet bovenproportioneel stijgen doordat het aandeel van de exportopbrengsten uit land- of mijnbouwproducten in de totale uitvoer afneemt”.

—bei Ländern, bei denen die Erlöse aus der Ausfuhr von landwirtschaftlichen und Bergbauerzeugnissen zwischen 20 % und 40 % der gesamten Erlöse aus der Ausfuhr von Waren ausmachen, ein Rückgang der Erlöse aus der Ausfuhr von landwirtschaftlichen und Bergbauerzeugnissen um 10 % (im Falle der am wenigsten entwickelten AKP-Staaten, der AKP-Binnenstaaten und der AKP-Inselstaaten sowie von AKP-Staaten, die Folgen von gewaltsamen Auseinandersetzungen oder Naturkatastrophen beseitigen müssen, um 2 %) gegenüber dem rechnerischen Durchschnitt der Erlöse des dem Anwendungsjahr vorausgehenden Vierjahreszeitraums, unter Ausschluss des am stärksten abweichenden Wertes, sofern diese Erlöse im Rahmen der Gesamtausfuhren nicht proportional stärker zunehmen als die Auswirkungen der Verluste bei den Erlösen aus Ausfuhren von landwirtschaftlichen und Bergbauerzeugnissen.
—een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde voor landen waarvan de exportopbrengsten uit landbouw- of mijnbouwproducten tussen 20 en 40 % van de totale exportopbrengsten uit goederen vertegenwoordigen, mits de totale opbrengsten niet bovenproportioneel stijgen doordat het aandeel van de exportopbrengsten uit land- of mijnbouwproducten in de totale uitvoer afneemt.

c) Einige der hier erwähnten wettbewerbswidrigen Aspekte des Kartells galten nur für manche Märkte, waren in manchen Märkten stärker ausgeprägt als in anderen oder dauerten nur begrenzte Zeit an; beispielsweise bestand das Verfahren für Absprachen bei der Angebotsabgabe, das die Grundlage des "dänischen Modells" gebildet hatte, in seiner am weitesten entwickelten Form in Deutschland nach Einrichtung des europäischen Kartells Ende 1994.
c) Een aantal hiergenoemde concurrentiebeperkende elementen van het kartel waren enkel van toepassing op bepaalde markten, waren op de ene markt meer ontwikkeld dan op de andere of hadden een beperkte duur: het mechanisme voor de manipulatie van inschrijvingsprocedures, dat de basis van het "Deense model" is geweest, werd bijvoorbeeld na de totstandbrenging van het Europese kartel eind 1994 in de meest ontwikkelde vorm in Duitsland aangetroffen.